Voorbij Gibraltar

Dadelpalm
Arno leest voor:

Mustafa leidt ons door de oase langs de rivier de Draa bij Zagora. We lopen onder de hoge dadelpalmen en langs veldjes met klaver. Langs de smalle paadjes liggen kanaaltjes met hier en daar een stuwtje. Mustafa vertelt hoe hier in het woestijngebied het water, dat periodiek de bedding van de Draa vult, via een ingenieus verdelingssysteem naar de veldjes wordt geleid. Iedere familie mag gedurende een vaste tijd water afnemen. De tijd werd vroeger afgelezen aan de verandering van de lengte van de schaduw.

In de oase draait alles om de dadel, de kostbare zoete en smaakvolle vrucht van de dadelpalm. De rijpe vruchten hangen in zware trossen boven in de bomen. Men klimt in de boom, slaat de trossen los en laat ze aan een touw voorzichtig naar beneden zakken. De dadelpalm is tweehuizig, wat betekent dat een boom alleen mannelijke of vrouwelijke bloemen draagt. Men laat één mannelijke op vijftig vrouwelijke bomen volwassen worden. Als de mannelijke bloemen bloeien worden deze geplukt en, boom in boom uit, naar de vrouwelijke bloemen gebracht om het stuifmeel op de stampers te brengen, zodat bevruchting kan plaatsvinden.

Vroeger woonde men in lemen huizen in de oase. Nu bouwt men huizen langs de weg. De familie van Mustafa woont nog als enige midden in de oase. Ze verbouwen, naast dadels, ook groenten, graan en veevoer en ze houden een koe met kalf en enkele schapen en geiten. Zo ziet de traditionele oaselandbouw er uit. Maar ze kunnen niet enkel meer van de opbrengst van het land leven. Ze hebben een hostal aan de doorgaande weg geopend, de ‘petit kasbah’, en de zoons en dochters werken in de toeristenindustrie.

We worden door moeder ontvangen. Zij bakt samen met haar dochter platte broden in een steenoven. Zij laat ook de geitenleren zak zien waarin de melk tot karnemelk wordt geslagen. We nemen plaats op het schaduwrijke terras en genieten van de paradijselijke sfeer. Onder het genot van dadels en karnemelk vertelt Mustafa nog een wonderlijk verhaal over de familie die bij hen het zware werk verricht. Zij onderhouden de irrigatiekanalen in ruil voor het vijfde deel van de dadeloogst. Zij behoren tot een donkerhuidige bevolkingsgroep met negroïde kenmerken. Haratin worden ze genoemd, nu vrije mensen, maar vroeger als slaven de grondeigenaren dienend, volgens Mustafa.

In de officiële Marokkaanse geschiedschrijving zijn de Haratin nazaten van de slaven uit 'donker Afrika'. Inmiddels heeft onderzoek aangetoond dat de Haratin van de Draa er al sinds mensenheugenis wonen. Zij zijn de inheemse bewoners die door invallende Berbers van hun land gedreven zijn en in de rol van landarbeiders zijn gedrongen, al dan niet als slaven.




Bekijk het filmpje over de teelt en de oogst van dadels.